Benieuwd naar de schrijfstijl van Jay Wagemans? Bekijk hier wat gratis verhalen als voorproefje:
Hoe hebben Jake en Juul uit De Legendes van Pendar elkaar ontmoet?
Heb je De Legendes van Pendar nog niet gelezen? Geen probleem, dit verhaal bevat geen spoilers.
Vroeger, voordat alles gebeurde, was Juul gewoon mijn buurmeisje. Haar moeder woont eigenlijk al zo lang ik me kan herinneren in het huis naast de mijne, en Juul zelf natuurlijk ook. We woonden in een twee-onder-een-kapwoning, dus we leefden zelfs in één huis.
Onze ouders wonen er nog steeds, maar ik voel me al langere tijd niet meer thuis daar. Niet alleen omdat mijn ouders constant ruzie maken of elkaar doodzwijgen. Ook omdat mijn leven er in de afgelopen weken heel anders uit is gaan zien door de magische wereld die ik ontdekt heb. Zou Juul dat ook zo voelen? Misschien moet ik het er eens met haar over hebben.
Ik kan me de eerste keer dat ik haar aansprak nog goed herinneren. Ze liep altijd voor me uit naar school toe en ondanks dat ik wist dat ze om dezelfde tijd vertrok als ik, liepen we nooit samen. Dat durfde ik niet. En meisjes waren op die leeftijd stom natuurlijk.
Op een dag had ze een nieuwe rugzak, eentje met een grote draak erop. Ik moest weten waar ze die vandaan had, want ik wilde het hebben. Rennend haalde ik haar in. Ik had zo hard gelopen, dat mijn jas die open hing van mijn schouder zakte.
‘Is dat een draak?’ vroeg ik voor de zekerheid. Mijn wangen gloeide van de inspanning en ik moest hijgen. Ik had de halve straat voor haar af gerend, maar dat maakte op het moment zelf niet uit. Ik had alleen oog voor die tas.
Juul tuitte haar lippen en fronste naar me. Ze liep onverstoord door zonder me een antwoord te geven. Opnieuw haalde ik haar in om haar te zeggen dat ze niet zo stom moest doen, maar voordat ik tegen haar uit kon vallen, duwde ze me aan de kant.
‘Draken bestaan niet, domkop. Dit is een helmbasilisk,’ antwoordde ze voordat ze haar tong naar me uitstak. Ze was tenminste gestopt met lopen.
‘Wat is dat dan?’ Vroeger had ik er nog niet zoveel moeite mee om vragen te stellen waarvan ik bang was dat ze dom over zouden komen. Dat is er met de puberteit helaas wel uit geramd.
‘Dat is het favoriete dier van mijn moeder,’ reageerde Juul terwijl ze haar neus in de lucht stak. Ik wist al dat geen vader niet in beeld was, maar ik had er nooit bij stilgestaan dat haar moeder daardoor extra belangrijk was.
‘Dan heb je vast een hele stoere moeder als ze zo’n tas voor je koopt. Was mijn moeder maar zo stoer,’ zei ik tegen niemand in het bijzonder terwijl ik mijn saaie rugzak van mijn schouder liet glijden. Juuls ogen begonnen te glimmen en misschien grijnsde ze zelfs wel naar me.
‘Mijn moeder is de beste moeder, echt waar. Iedereen zegt dat, maar als ik het zeg is het de waarheid. Vraag maar aan mijn moeder. Ze heeft altijd gelijk en ik dus ook,’ legde ze uit met een tevreden blik op haar gezicht.
Ik knikte maar gewoon. ‘Mag ik ook zo’n tas? En mag die van mij dan wel een draak zijn?’
Juul begon verder te lopen. Ze keek me vanuit haar ooghoek onderzoekend aan, tussen haar wimpers door. ‘De basilisk heeft ze er zelf op gemaakt. Ik heb het haar zien doen, kijk maar,’ antwoordde ze terwijl ze op de naden langs de hagedis wees.
Dat betekende dat ik er niet zomaar eentje zelf kon kopen. Mijn mond viel open van teleurstelling. ‘Dus er is er maar eentje op de hele wereld?’
Juul knikte met een ernstige frons. ‘Net als mijn moeder,’ zei ze terwijl ze met samengeperste lippen in de verte staarde.
‘Wil je delen?’ stelde ik voor.
‘Mijn tas?’
‘Nee, je moeder. Wil ze dan ook een tas voor mij maken?’
Juul barstte in lachen uit. Dat was de eerste keer dat ik haar echt hardop had horen lachen. Ze zat in hetzelfde jaar als ik, maar in de andere klas. Ik zag haar wel eens op het schoolplein, maar meestal was ze te druk met lezen om hardop te lachen.
‘Ik wil wel ruilen. Ik vraag aan mijn moeder om een drakentas, zelfs als die niet bestaan, en dan geef je mij iets terug, goed?’ Ze stopte spontaan met lopen en draaide zich opgewekt naar me toe om haar hand uit te steken.
‘Wat wil je hebben dan?’ vroeg ik verward. Mijn meest waardevolle bezittingen waren mijn oudste knuffel, een beker met een kikker erop, een kussentje van mijn oma, een glanzende knikker en een schets van mijn moeder, maar dat wilde ik allemaal niet ruilen.
‘Daar ga ik nog over nadenken,’ besloot Juul resoluut. Ze liet haar hand zakken en liep verder. We waren al bijna aan het einde van de straat. Waarom wilde ze me die stomme tas niet gewoon geven?
‘Dan ga ik ook nadenken hoor!’ antwoordde ik boos. Toen Juul grinnikte, werd ik helemaal kwaad en ik gaf haar een zet. Zonder te kijken of ze was gevallen of niet, rende ik de hoek om en de straat uit tot ik bij het schoolgebouw aankwam. Daar ben ik niet echt trots op, helemaal niet omdat ik toch een drakentas gekregen heb.
Een week nadat ik Juul voor het eerst echt gesproken had, lag de tas bij mijn voordeur na schooltijd. De hele tijd hadden we geen woord meer gewisseld. Ik dacht dat Juul nog boos was, omdat ik haar geduwd had. Dat was misschien ook wel zo en toch heeft ze haar moeder om een drakentas gevraagd.
Er zat een briefje bij waar iets op stond over dat draken stom zijn en niet bestaan, en dat de helmbasilisk beter is. Die kan namelijk over water rennen. Dat heb ik natuurlijk meteen aan mijn ouders laten zien, omdat ik het niet kon geloven. In de avond hebben we toen met z’n allen een documentaire gekeken over allerlei hagedissen en ik was gelijk verkocht.
De maandag erna liet ik mijn nieuwe tas vol trots aan de hele klas zien en in de pauze heb ik mijn broodje naast Juul gegeten. Ze was de hele tijd aan het lezen, vast iets heel informatiefs, maar ik vond het fijn om te blijven. Af en toe mocht ik wat vragen over helmbasilisken en dat was genoeg. Meestal moest ik mijn mond houden, zodat ze zich kon concentreren.
Het duurde zeker een maand voordat ik ook eens uit vrije wil een boek heb opgepakt. Mijn eerste boek bestond grotendeels uit plaatjes van hagedissen. Langzaamaan zocht ik boeken uit met steeds meer tekst. Juul bleef me aanmoedigen om ook andere dingen te lezen, maar ik kon me alleen interesseren voor draken en hagedissen. En Juul.
Kort verhaal ‘De eerste date’ voor de Tinteling Romance schrijfwedstrijd
Tinteling Romance Facebookpagina: “Wat een onwijs leuk verhaal! Je kunt goed schrijven en hebt een fijne pen. Absoluut doorgaan met romantische verhalen schrijven.”
Giechelend loop ik de jongen met de kerstmuts tegemoet. Hij heeft het echt gedaan. Nu voel ik me een stuk minder stom met de mijne op mijn hoofd.
‘Hé Winnie, ik ben blij dat je ’m op hebt,’ begroet Thomas me. ‘Anders loop ik er ook zo raar bij.’ Hij glimlacht breed en er landen twee sneeuwvlokjes op zijn neus. Die staat ietsje scheef naar links, net als die van mij.
‘Ik had je ook wel herkend zonder kerstmuts, hoor,’ zeg ik schouderophalend om zelfverzekerder over te komen dan ik me voel. Luc en ik hebben elkaar één keer eerder gezien tijdens het halloweenfeestje van een vriendin van me. Nu een paar weken later lopen we samen door de sneeuw met kerstmuziek en allemaal vrolijke kerstverlichting.
‘Dat ik memorabel genoeg ben om me te herinneren is een goed teken, hoop ik.’ Het klinkt niet echt als een vraag, maar ik knik terwijl we richting de ingang van de dierentuin lopen.
‘Waar kopen we kaartjes?’
‘Maak je geen zorgen, dat heb ik al geregeld,’ antwoordt Thomas terwijl hij triomfantelijk zijn telefoon uit zijn jaszak trekt. Hij draagt dunne zwarte handschoenen met speciale vingertoppen, zodat hij moeiteloos twee barcodes tevoorschijn tovert.
Het is rustig bij de ingang, dus we kunnen meteen doorlopen. Aan de ene kant hoop ik dat het binnen ook uitgestorven is, zodat we niet door massa’s mensen hoeven te ellebogen en niet over kindergeschreeuw heen hoeven te praten. Aan de andere kant voel ik wel druk om de stilte te vullen als we wel veel alleen zijn.
Terwijl ik alvast probeer te bedenken hoeveel ik eigenlijk over Thomas weet en wat ik kan vragen als het stil valt, stelt mijn date voor het buitengebied te verkennen. Thomas z’n kerstmuts zakt iets verder op zijn voorhoofd, net over zijn rechterwenkbrauw heen. Even kijkt hij geërgerd omhoog voordat hij de muts van zijn hoofd trekt. Zijn haar krult en piekt alle kanten op, zelfs voordat hij zijn handen er doorheen haalt.
‘Laat mij maar,’ stel ik voor terwijl ik mijn hand uitstrek om de muts aan te nemen. Thomas z’n ogen glinsteren, maar dat kan ook een weerspiegeling van de kerstverlichting om ons heen zijn. Hij zakt iets door zijn knieën, zodat ik bij zijn haar kan. Hij is maar een halve kop groter dan ik en als ik zijn haar goed wil doen zonder dat hij bukt, zou ik wel heel dicht bij hem moeten komen. Bij die gedachte worden mijn wangen warm. Snel probeer ik Thomas af te leiden door de muts over zijn hoofd te trekken, niet te hard natuurlijk.
‘Bedankt hè, veel beter zo,’ zegt hij hartelijk terwijl hij ook aan de rand van mijn kerstmuts trekt. Tegelijk duwen we onze hoofddeksels terug naar achteren. ‘Zullen we dan maar?’ Thomas gebaart naar het wandelpad rechts dat verlicht is met kerstlampjes. Hier en daar staat een spar gekleed in slingers en belletjes. Thomas biedt aan warme chocolademelk met slagroom voor ons te halen, terwijl ik me verbaas over hoe schaamteloos de bonobo apen zijn. Als zij zich aangetrokken voelen tot iemand, klimmen ze er gewoon bovenop om dat te uiten.
Mijn date komt terug met een rode beker zonder slagroom voor mij, zo heb ik het graag, en zelf houdt hij een beker vast met bijna evenveel wit schuim als chocomelk. Ik neem de chocomelk met blote handen aan in de hoop dat de warmte op ze overslaat. Mijn blik blijft bij die van Thomas hangen terwijl ik een slok neem.
Na Thomas z’n eerste slok heeft hij natuurlijk een wit puntje op zijn neus en ik durf het aan om dat zachtjes weg te vegen met mijn duim. Er hangt een prettige spanning tussen ons en ik besef hoe erg ik het gemist heb om gewoon mezelf te kunnen zijn met iemand en om iets luchtigs en leuks te doen. Thomas is zelfs bereid om het dierennamenspel met me te spelen, waar de dierentuin natuurlijk een geweldige plek voor is.
‘Slang.’
‘Heel poëtisch moet ik natuurlijk wel giraffe zeggen,’ antwoord ik terwijl we richting het giraffenverblijf lopen.
‘Egel hebben we al gehad toch? Laat me even denken.’
‘Even dan,’ zeg ik met een knipoog. Thomas grijnst en ik zie de radertjes in zijn hoofd draaien.
‘Nemen we deze route?’ Hij wijst naar rechts. Daar loopt een onverharde weg met een laagje sneeuw erop.
‘Dat ziet er glad uit,’ mompel ik. ‘Is dit wel een goed idee? Je kent me nog niet zo lang, maar ik sta erom bekend dat ik vaak val en uitglij,’ biecht ik op.
‘Als ik je mijn arm aanbiedt om je overeind te houden en om je dichterbij te halen, ben ik dan smooth of eerder zo smooth als een egel?’ Hij grijnst er breed bij. Als iemand anders dan Thomas dit gezegd had, had ik waarschijnlijk gekokhalsd, maar van hem kan ik het hebben. Hij komt eerder nuchter en oprecht dan als een gladjakker over. Daarnaast: ik ben gek op stomme woordgrappen en flauwe opmerkingen, al zal ik dat nooit hardop toegeven.
‘Goed, als jij je arm aanbiedt, zal ik ’m aannemen, maar ik stel voor dat we het linkerpad nemen dat iets minder besneeuwd is. Dat komt vast ook bij interessante dieren uit.’
‘Daar kan ik me zeker in vinden,’ antwoordt Thomas en hij steekt zijn elleboog naar me uit. Hij is zo dichtbij dat ik hem niet meer aan durf te kijken. Als ik mijn hoofd omhoog kantel, zijn onze neuzen misschien wel dichtbij genoeg om elkaar te raken. Wat als hij dan wil zoenen? Wil ik dat? Mijn maag maakt een prettige salto van de zenuwen als ik aan een kus van Thomas denk.
Wanneer we de hoek om lopen en uitkijken op de giraffen, ben ik te diep in gedachten verzonken om door te hebben dat Thomas stopt met lopen. Ik loop vrolijk door in de richting waarin we liepen, maar Thomas besluit de bocht niet af te maken. Zachtjes bots ik tegen hem aan en hij laat mijn arm los om die van hem om mij heen te slaan. Hij kijkt glimlachend op me neer en zelfs terwijl ik mijn neus moet ophalen, voel ik me prachtig.
‘Heb je het koud?’ fluistert Thomas. We zijn hier helemaal alleen, op de dieren na, en we staan zo dicht bij elkaar dat een fluistering genoeg is. ‘Achter ons staat een bankje met een warmtelamp erboven. Daar kunnen we even opwarmen, als je wil,’ gaat hij verder zonder mijn blik los te laten.
‘Goed plan.’ Het witte wolkje van mijn adem danst tussen onze gezichten in. Het warme licht van de lamp maakt schaduwen op Thomas z’n gezicht, waardoor zijn hoekige kaak nog beter tot zijn recht komt. Vanaf hier kan ik ook een klein litteken op zijn kin zien.
‘Ongeluk met een schommel,’ beantwoordt Thomas de vraag die ik niet hardop gesteld heb voordat we zitten.
‘Je litteken?’ Onopzettelijk wijs ik op mijn eigen kin. Thomas knikt en schuift voorzichtig naar me toe.
‘Ik stond niet op te letten en toen zwiepte mijn broer de schommel per ongeluk in mijn gezicht.’ Een van zijn mondhoeken trekt omhoog, wat me laat weten dat hij er ondertussen wel om kan lachen. ‘Het moest gehecht worden. Gelukkig met lijm, niet met draad.’ Zijn stem klinkt laag en veel te zwoel voor de dierentuin. De manier waarop hij nonchalant over zijn kin wrijft, straalt een aantrekkelijk zelfvertrouwen uit, alsof hij alle schommels aankan die de wereld naar hem gooit.
Thomas slaat zijn blik naar me op en ademt diep uit, alsof hij een beetje moet hijgen van het feit dat we zo dicht bij elkaar zitten. Mijn hart klopt luid in mijn borstkas wanneer zijn blik over mijn mond glijdt. Thomas trekt zijn eigen lippen naar binnen om ze nat te maken terwijl hij van me wegkijkt. Zonder nog iets te zeggen slaat hij een arm om me heen. Zijn lichaamswarmte tintelt tegen mijn gezicht.
Mijn date houdt me vanuit zijn ooghoek in de gaten. Ik moet iets zeggen, maar wat? Ik heb nog helemaal niet op zijn verhaal gereageerd!
‘Ik heb een litteken in de vorm van een kruisje op mijn voet,’ flap ik eruit. Thomas knippert een paar keer en draait zich naar me terug. Onze gezichten zijn zo dicht bij elkaar dat onze neuzen elkaar bijna raken. Zijn warme adem prikkelt prettig op mijn lippen.
‘Hoe krijg je dat voor elkaar?’ vraagt hij met zijn zwoele fluisterstem. Wanneer hij nog iets dichter naar me toe leunt, giechel ik nerveus. Hij gaat het echt doen, hij gaat me zoenen. ‘Wist je dat je kuiltjes in je wangen krijgt als je lacht? Hierzo,’ zegt hij terwijl hij met zijn gehandschoende wijsvinger zachtjes in mijn wang prikt, vlak bij mijn oor onder mijn jukbeen.
Ik voel een druppel vocht vanuit mijn neus naar beneden kruipen en voel me meteen een stuk minder aantrekkelijk. ‘Ik fietste tegen een paaltje aan,’ zeg ik zo snel dat het bijna onverstaanbaar is. Ik schuifel demonstratiever dan ik gewild had bij Thomas weg. ‘Mijn enkel raakte de paal zo hard, dat het een wond veroorzaakte. Daardoor zit er nu waar de bovenkant van mijn voet aan mijn been zit een donkerder kruisje.’
Thomas kantelt zijn wenkbrauwen vragend omhoog zonder daadwerkelijk een vraag te stellen. Dan schraapt hij zijn keel en staat hij op. ‘Zullen we verder lopen?’ Kak, met de fysieke afstand die ik gecreëerd heb, hangt er nu ook een ongemakkelijkheid tussen ons in.
‘Ja, prima.’ Ik forceer een glimlach die niet tot mijn ogen komt. Misschien kan ik dit nog redden.
We lopen nog twee dierenverblijven voorbij en komen dan bij de uitgang aan.
‘Zullen we de binnenroute nemen?’ stel ik voor. Thomas fronst en vermijdt oogcontact.
‘Ik, ehm… vind het ook niet erg om er voor vandaag een einde aan te breien. Ander keertje misschien?’
Ik slik hoorbaar en haal mijn neus nog eens op. Knikkend stem ik in. Zwijgzaam lopen we het park uit, onder de prachtige zwarte poort door.
We wachten samen bij de bushalte tot bus 73 en bus 2 verschijnen.
Wanneer er nog maar één minuut wachttijd voor mijn bus staat, draait Thomas zich met een diepe rimpel in zijn voorhoofd naar me toe. ‘Er is één ding dat ik niet begrijp,’ zegt hij terwijl hij een wijsvinger opsteekt. Ik hou mijn adem in. ‘Waarmee heb ik je afgeschrikt? Ik dacht dat we het gezellig hadden? Je vond zelfs al mijn domme opmerkingen leuk.’ Met een frons boven zijn grote ogen wacht hij op antwoord en mijn hart smelt. Thomas steekt zijn handen in zijn zakken en trekt zijn schouders op tot vlak onder zijn oren. ‘Wat heb ik fout gedaan?’
‘Ik wil niet dat de eerste kus die we delen, een snotterende is.’ Met het schaamrood op mijn wangen, probeer ik me achter mijn sjaal te verstoppen. Thomas begint hardop te lachen, zo hard dat hij bijna dubbelvouwt.
‘Waarom zei je dat niet gewoon?! Wat een opluchting!’
‘Dat is waarom ik de binnenroute voorstelde,’antwoord ik zachtjes, bang dat hij me nog harder uitlacht. ‘Snotterend zoenen is goor en ik wil niet dat je me vies vindt. De eerste kus moet heet zijn en smaken naar meer. Wat als ik vies smaak of als je vindt dat mijn adem stinkt? Ik hou niet van pepermuntkauwgom dus…’ begin ik te ratelen.
‘Zelfs na die ongemakkelijkheid op het bankje wilde je me nog zoenen?’ Ik knipper een paar keer en vraag me af of het een retorische vraag was. Thomas haakt zijn arm in die van mij en trekt me mee terug de dierentuin in. De dame achter de balie slaat ons fronsend gade, maar zegt niets wanneer Thomas vriendelijk zijn hand opsteekt en zich verontschuldigt.
Onderweg naar het binnengedeelte grist Thomas grijnzend een servetje bij een oliebollenkraam vandaan. Kerstmuziek komt ons luid tegemoet. De deuren naar het gebied met tropische vogels zoeven voor ons open en Thomas propt het servetje in mijn hand. Voordat ik kan vragen wat hij van plan is, zegt hij: ‘Snuit je neus eens. Met die brillenblazers hier kan ik het toch niet horen.’ Hij wijst op een plastic tapirhoofd dat inderdaad veel herrie maakt. Glunderend draai ik me van hem af om wat aan mijn snotneus te doen. Wanneer ik er meer dan zeker van ben dat er het komende halfuur geen druppel meer uit mijn neus ontsnapt, draai ik me met kriebels in mijn buik om naar mijn date.
‘Klaar.’
‘Mag ik je dan nu eindelijk zoenen alsjeblieft?’ vraagt Thomas terwijl hij me met een blik vol verwachting tegen zich aantrekt.
‘Graag,’ antwoord ik terwijl het puntje van mijn scheve neus de zijne raakt.